De stille motor van de circulaire economie haalt nog decennia z’n energie uit afval

Zonder energie uit afval mist een trede op de Ladder van Lansink

We willen allemaal de ladder van Lansink beklimmen. Logisch dat dan veel aandacht uitgaat naar waar we het allerliefste van af willen: storten van afval, de laagste trede op de ladder. En dat we kijken naar waar we naar toe willen: minder afval, en als we al afval hebben, dan in elk geval recyclen.

Zo spitst de discussie zich toe op twee doelen: minimaliseren van storten en maximaliseren van recycling. Daarbij liggen nu, in het Circular Economy Package (CEP), targets voor van maximaal 10% storten en minimaal 65% recyclen van huishoudelijk afval. Daar zouden we dan in 2035 moeten zijn. Of misschien eerder, maar iedereen in Europa moet de kans hebben mee te komen.

Grote afwezige bij deze discussie over de CEP-targets is het energie halen uit afval door verbranding, de trede tussen storten en recycling in. Alsof we die ook al achter ons kunnen laten. Maar op een ladder waarin treden missen kom je niet veel verder.

De Europese ambities betekenen een stabiel aandeel voor energie uit afval

Het is interessant eens de cijfers onder de loep te nemen. Het aandeel van ‘incineration’ in de verwerking van huishoudelijk afval is in de afgelopen jaren in Europa geleidelijk gestegen tot 28% in 2016.

Incineration is in de afgelopen jaren geleidelijk toegenomen (Bron: Eurostat)

Als we dan naar de CEP-targets kijken, dan wordt er op dit moment niet eens significant meer afval via verbranding verwerkt dan over zo’n 15 jaar de bedoeling is.

Want uit de targets waar wel over wordt gediscussieerd, volgt dat er nog steeds zo’n 25% van het afval zal worden verbrand. De grote verschuiving moet gebeuren van storten, via verbranding, naar recycling. En veel materiaal inzamelen en hoogwaardig recyclen, betekent ook dat er bij het proces nog te verbranden residu vrijkomt.

Verbranding een Europese zaak?

We zien dus dat we over ruim 15 jaar nog net zo’n deel van ons afval willen gebruiken om energie uit te winnen als we nu doen. Een interessante vraag is dan natuurlijk hoe we dat gaan doen. De capaciteit is in Europa immers niet gelijk verdeeld, en de verhalen over overcapaciteit zijn niet van de lucht.

Er zijn interessante keuzes te maken. Bouwen we capaciteit bij in regio’s waar nu nog een tekort is? En sluiten we dan installaties waar nu te veel capaciteit lijkt te zijn? Gaan we afval vervoeren? Of breken we installaties op de ene plek af en zetten we ze weer op de andere plek neer?

Inzetten van de huidige capaciteit voor een Europese verbrandingsmarkt levert milieu- en economische winst

We hebben een model ontwikkeld waarin we op gedetailleerd niveau scenario’s kunnen doorrekenen. Voor zo’n 300 regio’s in Europa zijn de actuele capaciteit en het toekomstige aanbod van afval berekend. Vervolgens hebben we met logistieke modellen de kosten en impact van transport berekend.


Regio’s met in de toekomst een overschot aan te verbranden afval (groen) dan wel overschot aan capaciteit (rood)
(Bron: Rensus)

Uit de studie blijkt dat transport van afval uit regio’s met weinig verbrandingscapaciteit naar regio’s met veel capaciteit een positieve milieu impact heeft, omdat het vermindering van storten mogelijk maakt. Dit is ook het geval als we zoveel mogelijk afval recyclen en de Europese doelstellingen halen, iets wat al een hele opgave zal zijn. En met een mogelijke CO2-beprijzing van meer dan € 30/ton is het ook economisch rendabel.

Energie uit afval in plaats van storten vermindert uitstoot broeikasgassen in Europa (Bron: Rensus)

De studie laat zien dat het belangrijk is de bestaande verbrandingscapaciteit maximaal te benutten. Beleid en regelgeving moeten dat dan ook mogelijk maken. Bovendien moeten we op Europees niveau nadenken over waar nog te investeren in verbrandingscapaciteit, om te voorkomen dat we alsnog met overcapaciteit en kostbare desinvesteringen te maken krijgen.

Meer weten en in gesprek?

Geïnteresseerd in de studie? Ik wissel er graag met je over van gedachten!